Met onderstaande links kunt u door de cijnsregisters bladeren
Hertogelijk cijnsboek van 1340 in de cijnskring Oisterwijk
Hertogelijk cijnsboek van 1380 in de cijnskring Oisterwijk
Hertogelijk cijnsboek van 1448 in de cijnskring Oisterwijk
HERTOGELIJKE CIJNSBOEKEN
De jaarlijks aan de Hertog van Brabant verschuldigde cijnsen in de omgeving van Oisterwijk - Berkel, Enschot?, Haaren, Huikelom, Oisterwijk, en Udenhout en mogelijk ook gedeeltelijk te Tilburg en Helvoirt, al zijn voor die plaatsen afzonderlijke cijnskringen - betaald op Sint Thomas dag, 21 december, vermoedelijk te Oisterwijk.
romeinse cijfers zijn omgezet in arabische cijfers
j = ½
de onderstreepte tekstdelen zijn in het origineel doorgehaald
[ ] = toevoegingen aan eerder opgenomen posten (de tweede laag)
( ) = niet zekere lezing
{ } = interpretatie van onleesbare of ontbrekende stukken op basis van andere vermeldingen
versie 1 (14 mei 1989)
versie 2 (met perceelnummering in twee lagen) (17 juni 1989)
Martien van Asseldonk constateert in Gronduitgiften in Veghel, (±600 - 1832) (oktober 1988 - via Streekarchivariaat Langs Aa en Dommel:
Het gebruikte geld en de hoogte van de cijnsbelasting per oppervlakteeenheid:
In de administratie van de grondcijnsen vóór 1600 werd met het volgende geldstelsel gewerkt:
oort
mijt (of obol) 1 mijt = 2 oort
penning (of denier) 1 penning = 2 mijten
schelling 1 schelling = 12 penningen
pond 1 pond = 20 schellingen
De penningen werden nader aangeduid met nieuwe, oude, of zwarte.
De eerste penningen werden in Brabant in naam van de graven van Leuven geslagen en hadden een gewicht van 0,7 tot 0,9 gram. Dit waren de oude penningen die we in de cijnsregisters vermeld vinden, en die in de cijnsboeken soms ook wel 'Leuvense penningen' genoemd wordena.
Omstreeks 1250 introduceerde de hertog een nieuwe lichtere penning van circa 0,6 gram. Omdat penningen indertijd gewaardeerd werden naar hun gewicht aan verwerkt zilver, hadden deze nieuwe penningen al snel een lagere waarde dan de oude penningen. In de cijnsadministratie wordt daarom ook steeds nadrukkelijk vermeld of een cijns in nieuwe of in oude penningen gerekend wordt.
De schelling en de pond waren slechts rekenmunten. Ze werden niet echt geslagen. Wel werden er vanaf 1299 in Brabant zogenaamde groten geslagen, die al snel oude groten genoemd werden. Deze hadden een waarde van 12 nieuwe penningen ofwel een (nieuwe) schelling.
De hoeveelheid oude penningen die men voor een oude groot rekende, varieerde in Veghel wat. De 14-de en 15-de eeuwse Veghelse cijnsboeken (vanaf 1380) schrijven steeds boven de eerst vermelde cijns dat 1 oude groot voor 8 oude penningen gerekend werd.